Hoe is de opleiding opgebouwd?
In de opleiding gaan leren en werken hand in hand. Het eerste studiejaar start je op school, met een oriëntatie op het politievak. Je leert dan in een kleine groep van 8 studenten de basisvaardigheden die voor het politievak belangrijk zijn. Na negen maanden loop je je eerste praktijkstage. Die duurt 3 maanden.
In het tweede jaar van je studie loop je al grotendeels in de praktijk, in je eigen eenheid, mee. Vanaf het begin van de opleiding ben je namelijk verbonden aan een team in één van de tien politie-eenheden. In dit tweede jaar volg je naast het lerend werken in de praktijk, iedere week met je eigen leergroep, lessen in de eenheid. De docenten van de politieacademie komen daarvoor naar de eenheid toe.
Profielkeuze
In het tweede, derde en vierde kwartiel van leerjaar twee krijg je, nu je de basisvaardigheden onder de knie hebt, steeds meer ook een proactieve rol. Je volgt vanaf dan een studieprofiel: gebiedsgebonden politie (GGP) of veelvoorkomende criminaliteit (VVC). Met het GGP-profiel houd je je vanuit die proactieve rol bezig met de incidentafhandeling op straat en in de wijken. Volg je het VVC-profiel dan ben je in het basisteam meer bezig met opsporingsonderzoeken van VVC en het afhandelen van aangiften. Bij VVC gaat het onder andere om (winkel)diefstal, vernieling, licht uitgaansgeweld en verduistering.
Belangrijk is te weten dat Iedereen die de opleiding afrondt inzetbaar is voor het basis politiewerk: het afhandelen van incidenten en het handhaven van de openbare orde én de afhandeling van veelvoorkomende criminaliteit. Na afronding van je selectieprocedure krijg je alle info over de twee profielen en geef je je voorkeur aan.
Studiebelasting
Per week reken je op 36/39 uur werk- of studie-uren. In de praktijkperiodes word je voor diensten ingeroosterd. Dit kunnen ook al avond-, weekend- en nachtdiensten zijn.