Vergroot jezelf Kombijdepolitie

Gelijkwaardig zijn, daar streeft brigadier Nathan naar: ‘Ik geef niks om rangen en standen’

Iedereen is gelijk. Die gedachte kreeg brigadier Nathan al op jonge leeftijd mee en het is nog steeds een belangrijke motivatie om niet te snel te oordelen. ’Ik ben niet onder de indruk van status of de inhoud van je portemonnee. Ieder mens heeft zijn eigen verhaal.’

Hoe zorg jij dat je als brigadier openstaat voor iedereen die je ontmoet op straat?

‘Het werd er thuis met de paplepel ingegoten: ieder mens is gelijkwaardig. Ik ben dankbaar dat mijn ouders me die levenshouding hebben meegegeven. Om je een voorbeeld te geven: één van de beste vrienden van mijn ouders was korpschef Gerard Bouman. Hij was een soort oom van me en had een diepe band met mijn ouders. Gerard kwam dan langs in een gepantserde Mercedes, terwijl mijn vader in een eenvoudige Volkswagen reed. Geld, status, ik leerde van hen al dat het er niets toe doet. Ik was als kind niet zo’n fan van de politie - maar ‘oom’ Gerard heeft me tóch geïnspireerd.’

Hoe is dat andersom op straat, richting jou als brigadier bij de politie?

‘Ik werk in Duindorp, een wijk in Den Haag die bekend is van de vuurstapels en de haat tegen de politie. Waar altijd wel wat gaande is. Dat is een uitdaging. In Duindorp wordt de surveillance vaak enorm gewantrouwd. En als er dan een collega iets te voortvarend boetes heeft uitgedeeld, dan krijg ik dat meteen op mijn bordje. Vervolgens is het aan mij om het vertrouwen te herstellen en het verhaal uit te leggen. Wie ze treffen, is zo bepalend voor het beeld dat ze van de politie hebben. Dat maakt dat we allemaal altijd in gesprek moeten blijven, want dat vertrouwen ben je zo weer kwijt. Ik sta heus weleens even een potje te voetballen hoor. Maar in Duindorp kom je verder met elkaar in de ogen kijken en je écht in elkaars situatie verplaatsen.’

En soms moet je ook gewoon optreden, in de handhaving bij de politie

‘Inderdaad - je moet ook weten waar je voor staat en grenzen stellen. Handhaving hoort er ook bij. Ik kan redelijk zwart-wit zijn als dat nodig is - en dat is soms nodig. Maar daar stopt ons werk niet. Onze taak is ook om altijd te kijken naar het verhaal dat ieder mens heeft. Iemand die een kip jat in de supermarkt, is niet meteen een boef. Het is waarschijnlijker dat zo’n persoon honger heeft en een lege portemonnee. Daarmee praat ik niet goed wat er is gebeurd, want het klopt niet. Maar het is óók onze taak om te kijken hoe we deze persoon kunnen helpen. Om meer ellende in de toekomst te voorkomen. Af en toe even in de schoenen van een ander gaan staan, maakt je een goede diender en tegelijkertijd een rijker mens.’

Ben je veranderd, door het politiewerk?

‘Hoe ik omga met dingen, dat is misschien wel veranderd door de tijd heen. Maar ik ben altijd wel mezelf gebleven. Je wordt bijvoorbeeld gedwongen om met wat meer argwaan naar nieuwe mensen in je leven te kijken. Houden zij zich met criminele zaken bezig? Ik kan me zo iemand in mijn privékring niet permitteren. Dan verlies ik mijn baan. In het begin keken mijn vrienden ook met wat meer argwaan naar mij. Ik zat nu bij de politie. Moesten zij ineens gaan opletten, op wat ze zeiden en deden? Al snel waren we daar natuurlijk allemaal wel weer wat meer ontspannen onder.’

Kijk je anders naar het leven, door wat je meemaakt als agent?

‘Ik kan me niet meer druk maken over dingen waar anderen zich wel druk om maken. Na een dag werken kom ik thuis en zeg ik tegen mezelf: gozer, wat heb je het goed.Niet dat ik het zo makkelijk heb gehad de afgelopen jaren. Mijn vader en mijn zwager zijn overleden, ik ben gescheiden, daarvoor zijn we door een langdurig ivf-traject gegaan met al het bijbehorende verdriet... Maar kijk me nu, ik heb twee prachtige dochters en ik heb ze bij me. Maar dat ik kan relativeren doordat ik veel ellende heb gezien, betekent niet dat ik afgestompt ben ofzo. Dat is voor een politieagent funest. Nee hoor, als een kindje van een fiets valt, kan ik daar nog steeds verdrietig om worden. 
Kort geleden had ik een melding van een kinderreanimatie - helaas niet de eerste dit jaar. Het meisje, twee jaar pas, stikte nadat zij een epileptische aanval kreeg tijdens het eten. Gelukkig heeft zij het zonder complicaties overleefd. Ik kijk dus zeker anders naar het leven, ben dankbaar voor de mooie momenten en besef dat sommige dingen snel kunnen veranderen.’

Van betekenis zijn voor een ander, is dat voor jou de kern van het politiewerk?

‘Je kunt als politie en als mens het verschil maken. Iemand helpen, het juiste doen. En daar ben ik me bij iedere interactie met wie dan ook bewust van. Als ik bijvoorbeeld midden in de nacht bij iemand moet aanbellen om te vertellen dat een familielid is overleden, dan realiseer me maar al te goed dat dit moment voor altijd in het geheugen gegrift staat van degene die de boodschap ontvangt. Dus vraag ik me telkens weer opnieuw af in zo’n situatie: hoe kan ik deze mensen zo goed mogelijk achterlaten? Moet ik iemand bellen? Kan ik ze ergens heen brengen? Het zijn soms juist kleine zaken die dan een groot verschil in de verwerking kunnen betekenen.

Kun je al die zaken loslaten, als je niet aan het werk bent?

‘De moeilijke momenten worden afgewisseld door positieve momenten. Politiewerk is het mooiste vak dat er is, want je staat midden in de maatschappij. Zo kun je op één dag koning Willem- Alexander staandehouden bij een routinecontrole (ook hij rijdt weleens zelf zonder AA kenteken) om vervolgens hulp te bieden bij een alleenstaande dakloze moeder met kind. Je bent er op de meest cruciale momenten in het leven voor mensen. Tegelijkertijd is het het lastigste vak, want je bent altijd ‘van de politie’. Dat houdt niet op als je dienst voorbij is.’

Hoe ga je daarmee om?

‘Dat is best lastig, vooral omdat vooroordelen de communicatie soms in de weg zitten. Van agenten naar burgers toe en andersom. Zo word ik soms racist genoemd op straat. Maar wat weet een ander nou van mij? Waar komt zo’n opmerking vandaan? Ik heb nota bene twee adoptiezussen uit Colombia, racisme gaat in tegen alles waar ik voor sta. Dus zo’n opmerking raakt me. Maar ik sta daar in uniform, en dus zoek ik toch naar manieren om in gesprek te komen. Ik leg uit om welke redenen ik de mensen in kwestie bijvoorbeeld staande houd, en stel me open. Ik vertel over mijn eigen achtergrond. Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Waarom doe ik wat ik doe? Als we elkaar een beetje leren kennen, dan volgt het begrip daarna vaak vanzelf.’